Jongensbarbies, mensen die je auto willen ‘wasen’ en vooral veel eikenhouten kastjes: dat is zo’n beetje het aanbod op het advertentiebord bij mijn supermarkt. Bij elk bezoek aan deze winkel kijk ik even of er weer nieuw aanbod te vinden is.
Vandaag wordt er een heuse STEFFERD aangeboden. Aan het handschrift van het bazinnetje (dat verzin ik er voor het gemak even bij) is te zien dat ze niet helemaal zeker was van de spelling van deze naam. Of het door de associatie met KEFFERD komt weet ik niet, maar ik zie het ineens voor me: een zenuwachtige vrouw staat het briefje te schrijven met het onderwerp van de advertentie hard blaffend naast haar. Ze heeft het eindelijk voor elkaar: na twee jaar aaneengesloten geblaf heeft ze haar man Jaap eindelijk zover: ze mag Astor (want zo heet de kefferd) te koop aanbieden bij de super. “Zet er maar bij dat het een Stafford is, da’s nog een ras ook!” riep hij haar nog na.
Nu staat ze in de supermarkt het briefje te schrijven en Astor blaft ondertussen de hele super bij elkaar en hapt ook nog eens naar een voorbijlopend kind. “Astor AF!” roept ze, en trekt de riem hard aan. De eerste twee letters staan al op papier, maar hoe nu verder? Twijfelend schrijft ze de volgende letters op het kaartje, één voor één. STEFFERD staat er nu, en dat ziet er toch wel een beetje vreemd uit. Uit haar ooghoek ziet ze Astor rondjes draaien en zich voorbereiden om één van zijn stinkende drollen in de winkel achter te laten. Met een snelle ruk aan de riem brengt ze het beest op andere gedachten. Ze schrijft het kaartje af. Wat kan haar het ook eigenlijk schelen?