Mijn vriend kent een vrouw die verslaafd is aan Raketjes. Ze is ertoe in staat om haar man midden in de nacht er op uit te sturen om een vers exemplaar van haar geliefde ijsje te halen als haar voorraad in de vrieskist is uitgeput.
Dit verhaal schoot mij te binnen toen ik op een warme dag naar huis reed na afloop van een concert in Wamel. Wat zeg ik: twee concerten in Wamel (ja, Wamel: ik had voor het gemak een algemeen bekende plaatsnaam zoals Haarlem of Leeuwarden kunnen uitkiezen, maar het concert was nu eenmaal in Wamel, hetgeen best een leuk dorpje is, als je het slechte mobiele bereik voor lief neemt), en het was niet zomaar een beetje warm. Ik had verwoed zitten blazen op m’n fagot en tussendoor – en dat was geen handige keuze – alleen een kopje koffie gedronken. Het gevolg hiervan was een naar gevoel in mijn mond dat ik meestal omschrijf als een ‘dodemussenbek’.
Woest
Volledig uitgedroogd stapte ik in mijn auto en toen ik de oprit van de snelweg bereikt had wist ik het: dit was het perfecte moment om onderweg naar huis een Raketje te halen. Het water liep me in de mond, maar ik moest nog even geduld hebben: het eerstvolgende pompstation liet nog zo’n 30 kilometer op zich wachten. Dertig kilometer lag er tussen mij en mijn Raketje. Tenminste, als de Raketjes niet uitverkocht waren, en dat was met dit weer niet zo’n vreemde gedachte. En zo’n suffe Cornetto of een onhandige Twister, daar had ik dus mooi geen zin in. Best stom als de pomphouder niet genoeg Raketjes zou hebben besteld voor een zonnig weekend als dit. Volgde hij de weerberichten niet, of hield hij misschien zelf niet van ijs? In elk geval was het volstrekt onacceptabel dat de Raketjes op waren, vond ik. “Belachelijk! Wat een voorraadbeheer heeft u hier?! Dat lijkt toch nergens op?” Ja, dat ging ik zeggen als ik de lege vrieskist bij het pompstation had bekeken. En voor straf zou ik géén ander ijsje kopen. Dat zou ‘m leren!
Engelenkoor
Toen ik na 30 kilometers vol frustratie woest en buiten zinnen het pompstation binnen stormde, zag ik ze al liggen: een enorme berg Raketjes in een open vrieskist. De incompetente pomphouder die ik zojuist nog had vervloekt keek me vriendelijk aan. Even dacht ik dat ik een engelenkoor hoorde zingen, maar dat negeerde ik: ik had belangrijker zaken te doen. Snel griste ik een Raketje weg en rekende af. Buiten ben ik op een bankje gaan zitten en heb daar intens zitten genieten van het lekkerste Raketje dat ik in heel m’n leven heb mogen verorberen. Het was een bijna spirituele ervaring waarbij er even niets anders leek te bestaan op de wereld dan het Raketje en ik.