En haastte mij langs de andere kant

Al sinds mijn vroegste jeugd word ik door mijn ouders om de oren geslagen met een gedicht van P.N. van Eyck, getiteld ‘De Tuinman en de Dood’. Op zich niets mis mee, maar met name één zinsnede is zo vaak en stelselmatig herhaald dat ik er een lichte tic aan heb overgehouden.

Zodra ook maar ergens de twee woorden ‘ik schrok’ werden uitgesproken waren mijn ouders er altijd als de kippen bij om de zin af te maken met ‘… en haastte mij langs de andere kant’. Hilariteit alom, maar mijn ouders hadden niet door dat hun kleine spruit voor de rest van z’n leven gedoemd zou zijn om dit regeltje te onthouden. Inmiddels ben ik 43 en nog steeds spookt Pieter van Eyck door mijn hoofd als iemand weer eens vertelt dat ‘ie ergens van schrok. Dat gebeurt – en ik kan het weten – vaker dan je denkt.

De Tuinman en de Dood

Een Perzisch Edelman:

Vanmorgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik,
Mijn woning in: “Heer, Heer, één ogenblik!

Ginds, in de rooshof, snoeide ik loot na loot,
Toen keek ik achter mij. Daar stond de Dood.

Ik schrok, en haastte mij langs de andere kant,
Maar zag nog juist de dreiging van zijn hand.

Meester, uw paard, en laat mij spoorslags gaan,
Voor de avond nog bereik ik Ispahaan!” –

Van middag (lang reeds was hij heengespoed)
Heb ik in ’t cederpark de Dood ontmoet.

“Waarom,” zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt,
“Hebt gij van morgen vroeg mijn knecht gedreigd?”

Glimlachend antwoordt hij: “Geen dreiging was ’t,
Waarvoor uw tuinman vlood. Ik was verrast,

Toen ‘k ’s morgens hier nog stil aan ’t werk zag staan,
Die ‘k ’s avonds halen moest in Ispahaan.”

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.