Als ik had geweten dat die dag m’n levenswerk zou worden geruïneerd, dan was ik vast en zeker thuisgebleven. Maar ik wist het niet, en dus stapte ik op die bewuste dag in een lift in een kantoorpand te Gouda.
Vlak voordat de schuifdeur dichtging, glipte er nog een man naar binnen. “Goedemorgen!”, hijgde hij (want hij had gerend) en drukte op de knop voor de derde verdieping. “O, wat stom van me!” zei hij, terwijl de lift zich in beweging zette. “Ik moest naar de vierde!”. Niks bijzonders: zoiets maken we allemaal wel eens mee. Sterker nog: ik had een briljant plan klaarliggen voor dit soort situaties. En daar wilde ik deze medereiziger graag deelgenoot van maken, zoals ik dat al talloze keren eerder had gedaan.
Alsof ik het zo uit m’n mouw schudde, antwoordde ik: “Eigenlijk moesten ze die knopjes zo maken dat je je keuze ongedaan kan maken. Dat je nog een keer op de drie drukt, zodat ‘ie daar niet meer stopt. Ik begrijp niet je dat niet in alle liften ziet.” Tevreden keek ik de man aan. M’n standaard opmerking was gemaakt, en hij zou – net als mijn opmerking over mijn gedroomde koffieautomaat die koffie in 1 seconde in je bekertje schiet – vast succes hebben.
Maar toen gebeurde het. De man had moeten grinniken en had (na een tussenstop voor Jan met de korte achternaam) op de 4e de etage uit moeten stappen. “Werk ze!” zou hij vrolijk geroepen hebben bij het verlaten van de lift. Maar nee, zo ging het niet. Deze man hield zich niet aan mijn script.
“Ik snap dat wel.”, zei hij. Hij keek me indringend aan. “Als je die knopjes zo zou maken als jij zegt zou het een potje worden, zeker in een drukke lift. Je zou zo ongemerkt alle keuzes van je medereizigers kunnen annuleren om zelf lekker snel op de 12e etage te kunnen aankomen.”
“O ja”, stamelde ik, terwijl de man de lift verliet. Een “Werk ze!” was er ook al niet bij.