Een sik met een staartje

scheermesje

Afgelopen donderdag stond ik me ’s ochtends te scheren in de lift van de Jumbo in Katendrecht. Meestal doe ik dat gewoon thuis in de badkamer, maar op deze idiote ochtend liep werkelijk alles mis wat er maar mis kon gaan.

De dag begon verraderlijk rustig: ik werd nog vóór de wekker wakker. Althans, dat dacht ik. Toen ik me uitrekte en keek hoe laat het was drong het tot me door: ik had al lang onderweg naar m’n werk moeten zijn! In paniek sprong ik m’n bed uit. Onder de douche bedacht ik me dat die baard van vijf dagen echt niet kon, dus toch maar even in de haast een scheermes over m’n smoelwerk gejast. Snel aangekleed, de auto in, de straat uit gescheurd, weer terug naar huis omdat m’n mobiel nog op tafel lag, en toen nogmaals de straat uit gescheurd. Als ik een beetje door zou rijden was ik een kwartiertje te laat op m’n werk.

Als ik een beetje door zou rijden, maar dat viel tegen. Op de snelweg belandde ik al snel in een file, zodat de vertraging in rap tempo opliep. Opgefokt keek ik om me heen en zag alleen maar mede-automobilisten die gelaten hun lot als filerijder droegen. Een beetje in hun neus peuterden, hun make-up bijwerkten of ongegeneerd zaten te geeuwen. Ik draaide zenuwachtig heen en weer op m’n stoel, keek nog eens op m’n horloge en berekende geërgerd hoe mijn vertraging opliep. Zuchtend liet ik m’n versgeschoren hoofd rusten in mijn handen. En toen voelde ik het.

Sikje

Een sikje! Precies onder mijn kin had ik bij het scheren een stukje overgeslagen, waardoor een onbedoeld sikje mijn strakgeschoren kaaklijn ontsierde. Zeker door het schrille contrast met m’n glimmend gladde kin leek het sikje licht te geven, of zelfs geluid te maken (het riep namelijk: “Kijk mensen, hier ben ik! Zien jullie mij?”). Zo kon ik toch niet de hele dag op m’n werk rondlopen? Koortsachtig dacht ik na over een oplossing voor dit hinderlijke probleem. Terug naar huis? Dat was geen optie, en bovendien stond de file muurvast. Dan maar onderweg naar m’n werk een scheermesje scoren bij een supermarkt. Ja, dat ging ik doen.

Toen de tergend lange file een beetje in beweging kwam kon ik me eindelijk losmaken en bij de afrit Feijenoord schoot ik Rotterdam in. Eenmaal bij de Jumbo aangekomen was er in geen velden of wegen een parkeerplaats te bekennen, dus na drie rondjes om de Jumbo moest ik me wel bij de parkeergarage melden. Het sikje leek te branden op m’n kin en de vertraging bedroeg inmiddels bijna een half uur. In de rij voor de slagboom van de garage leek de auto voor me wat problemen te hebben met het trekken van een parkeerkaartje. Dat kon er ook nog wel bij.

Ram(p)spoed

Het gepruts met het parkeerkaartje leek eeuwen te duren en m’n geduld raakte op. Sikje of geen sikje, dan maar gewoon naar m’n werk, dacht ik. Woest gooide ik de versnellingsbak in z’n achteruit en gaf kwistig gas, waardoor mijn bolide met een onverwacht snelle beweging naar achteren schoot. Dat moet een vervelende verrassing geweest zijn voor de automobilist die inmiddels achter mij was aangesloten en tegen wiens voorbumper ik met een harde klap tot stilstand kwam.

Verbouwereerd stapte ik uit. Hield het dan niet op met alle rampspoed op deze onzalige dag? Het wagentje waar ik tegenaan was gereden had overduidelijk al veel ellende meegemaakt in zijn lange leven op de weg, en zat vol met deuken en butsen. Toch was de bestuurder erg aangedaan, want hij meende te kunnen zien dat z’n bumper iets scheef zat. Daar stond ik dan, met m’n sikje midden in een verkeersconflict.

Uitweg

Een uitgebreide bloemlezing aan verkeersregels was mijn deel: ik moest altijd in m’n spiegels kijken voordat ik achteruit reed, goed opletten en ook niet zo hard achteruitrijden. Maar toen de man mij na deze preek plotseling aanbood om voor vijftig euro van de hele zaak af te zien zag ik mijn kans schoon. Gebroederlijk liepen we de Jumbo in, waar ik een pak wegwerpscheermesjes kocht, het gevraagde bedrag erbij pinde en aan de eigenaar van het gedeukte wagentje overhandigde. Opgelucht haalde ik adem: nu kon ik eindelijk naar m’n werk. De lift naar de parkeergarage bleek bovendien nog een grote spiegel te hebben, zodat ik daar in alle rust het sikje de nek om kon draaien.

“Kun je nou nooit eens iets normaal doen?”, verzuchtte m’n dochter na het horen van mijn spectaculaire verhaal. Dat probeer ik altijd wel, maar op de één of andere manier lukt het soms gewoon niet.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.